woensdag 25 november 2009

Ons lichaam ter beveiliging van onze materiële eigendommen?

Stelt je eens voor. Je wordt ’s nachts opgeschrikt door het geluid van brekend glas. Je hoort beneden gestommel en je beseft je dat zich iemand ongeoorloofd toegang tot jouw huis heeft verschaft. Geschrokken grijp je de telefoon en bel je de politie. Inmiddels heeft de inbreker de sleutels van de kast in de hal gegrist en gaat er met je spiksplinternieuwe automobiel vandoor. De politie arriveert snel, maar niet voordat de auto de straat al uitgereden is. Gelukkig is de schade naast een heel vervelend gevoel en de schrik slechts materieel.

Dit verhaal had ook anders kunnen lopen getuige een advertentie van tegenstanders van biometrische identificatiemethoden. Daar wordt een hand getoond waarvan de wijsvinger mist. De tekst onder de foto luidt: ‘Waldarbeiter… oder S-Klasse Fahrer?’. Het verhaal hierachter kunt u zich waarschijnlijk voorstellen. Bij toepassing van biometrische identificatiemethoden ter beveiliging van objecten hoeft het niet bij materiële schade te blijven.



Er is veel te doen over de toepassing van biometrische technologie. Biometrie kan in principe de gangbare beveiligingsmiddelen als sleutels, pasjes en handtekeningen gaan vervangen of in combinatie daarmee de beveiliging sterker maken. Immers, biometrie is een identificatiemethode op basis van unieke lichaamskenmerken die niet gemakkelijk overdraagbaar zijn op andere personen – waar sleutels, pasjes, wachtwoorden en pincodes dat wel zijn. Een belangrijk voordeel dat biometrische identificatiemethoden bieden is dan ook dat deze niet afhangen van bezit (sleutel of keycard) of kennis (pincode of password): het lichaam zelf bevat kenmerken die zo uniek zijn dat identificatie daarmee mogelijk is. Biometrie wordt tevens als minder fraudegevoelig gezien aangezien uitgangspunt bij biometrie is dat de persoon niet te scheiden is van zijn lichaam.

De advertentie van de veelbesproken hand met missende wijsvinger wijst echter op een belangrijke keerzijde. Ook biometrische technieken kunnen geen 100% zekerheid geven. Een probleem blijft wat Roger Clarke ‘the entry point paradox’ noemt, waarbij hij stelt dat de identiteit waaraan de eigenschappen worden toegeschreven nog steeds ‘vals’ kan zijn. Zo kan een vinger relatief eenvoudig van het lichaam gescheiden worden. En mocht het iets minder wreed worden uitgevoerd, dan kan een crimineel nog steeds relatief eenvoudig in bezit komen van biometrische gegevens van anderen en deze op frauduleuze wijze gebruiken. Probleem hierbij is tevens dat zolang er geen crimineel is aangehouden die met jouw biometrische gegevens rondloopt, het heel erg moeilijk te bewijzen is dat jij het niet was. Bijna zonder uitzondering zijn systemen ter ondersteuning van persoonsgegevens en justitiële documentatie zo gemaakt dat je er gemakkelijk in komt, maar probeer maar eens je registratie te laten verwijderen. Kortom, de gevolgen van fraude met biometrische gegevens zijn veel ingrijpender en veel moeilijker te herstellen.

Naast de maatschappelijke discussie rond voordelen, maar ook fraude en misbruik van biometrische gegevens en de mogelijke aantasting van de privacy, blijft de vraag of wij eigenlijk wel bereid zijn ons lichaam ter beschikking te stellen voor de veiligheid van onze materiële zaken.